Als wij in de kring gezellig over het paasfeest zitten te praten, komt hij naast me staan en vraagt of hij even wat zeggen mag. Ik weet al wat er komen gaat dus krijgt hij voor de zoveelste keer het woord. ‘Ik had een abces in mijn keel. De dokter had een lampje op zijn hoofd.’
Dat moeilijke woord, een dokter met een lampje op zijn hoofd: ze zijn er allemaal stil van. ‘Waarom had de dokter een lampje op zijn hoofd?’ ‘Ik had een abces!’ antwoordt hij een beetje geïrriteerd. Britt voelt zich geroepen haar medisch dossier te lichten. Er volgt een opsomming van alle mogelijke kwalen en ongemakken.
‘Ik zet me al helemaal schrap voor een nieuwe geschiedenis van kommer en kwel en medische missers’
‘Had jij een abces?’ ‘Nee, buik.’ Valentijn laat maar weer eens het verhaal van zijn lijden horen. Britt kijkt heel serieus. Wat een narigheid toch allemaal.
Simone heeft de hele tijd verbaasd naar de ziektegeschiedenis van Valentijn zitten luisteren. Haar gezichtje een groot vraagteken. ‘Wil je ook wat zeggen, meisje?’ Ze knikt heftig. Ik zet me al helemaal schrap voor een nieuwe geschiedenis van kommer en kwel en medische missers. Het blijft me, goddank, bespaard.
‘Ab is niet zes, hoor. Die is acht!’
Ze laat zelfverzekerd tien vingers zien.